Veel gemeenten zien deelmobiliteit als kans om stedelijke verdichting, grotere leefbaarheid én bereikbaarheid mogelijk te maken. Door vervoermiddelen niet meer zelf te bezitten maar met elkaar te delen worden ze beter gebruikt, zijn er minder nodig en ontstaat er ruimte op straat. Ruimte die kan worden ingezet voor andere doeleinden, zoals meer groen of voor recreatie. Maar hoe weet je als gemeente of het gevoerde beleid het gewenste resultaat oplevert? Een monitoring en evaluatieplan deelmobiliteit helpt hierbij. Hierin staat beschreven welke ontwikkelingen rond deelmobiliteit je gaat meten en op welke manier.
MuConsult stelde recent het monitorings- en evaluatieplan deelmobiliteit voor gemeente Utrecht op. In Utrecht moet het gebruik van deelmobiliteit in de komende jaren vanzelfsprekender worden dan het gebruik van de eigen auto. Kwartaalmonitors en een jaarlijkse evaluatie gaan helpen bepalen of dit lukt. Voor beiden bepaalden we samen met het team deelmobiliteit van de gemeente het doel en de doelgroep (waarom en voor wie monitoren en evalueren we?), het meetplan (wat gaat we meten, hoe en met welke bronnen?), het product (wat levert het op?), en het proces (welke stappen zetten we en welke planning hoort daarbij?).
Iedere gemeente, regio of provincie in Nederland kan met zo’n gestructureerde aanpak voor een monitoring en evaluatieplan deelmobiliteit aan de slag. Hoe? De volgende stappen helpen hierbij:
Stap 1 – Bedenk wat je wilt weten
De eerste stap is te bepalen wat je wilt weten. Zijn beleidsopgaves en ambities gevat in concrete doelstellingen voor deelmobiliteit? En zijn deze meetbaar te maken?
Denk vervolgens na over het de wijze waarop het beleid tot stand komt en de effecten die het sorteert (zie figuur). Welke middelen stel je beschikbaar (input)? Welke afspraken maak je en met wie (beleidsproces)? Leidt dit tot verandering in het aanbod (output) en gebruik (gedragsproces en outcome) van deelmobiliteit? En draagt dit bij aan brede welvaartsdoelen (impact)?
Stap 2 – Bepaal hoe je dit gaat meten
Vervolgens is het zaak om voor elk van deze aspecten indicatoren te bedenken. Zo kun je ‘output’ meten in aantallen voertuigen op straat, aantallen gemaakte ritten, maar ook de betaalbaarheid, de betrouwbaarheid en de vindbaarheid van het aanbod. Het is in deze fase ook goed om te bedenken welke data je hebt om dit te meten, en welke je nog moet gaan verzamelen.
Vervolgens bepaal je wanneer je deze indicatoren gaat meten en actualiseren:
Monitoren heeft tot doel om regelmatig stil te staan bij een select aantal ontwikkelingen rond deelmobiliteit: bijvoorbeeld het aanbod op straat, het gebruik, en de status van beleidsacties.
Evalueren heeft tot doel om te leren van het gevoerde beleid, te reflecteren op waarom bepaalde ontwikkelingen zicht voordoen, en te bepalen welke consequenties beleid en uitkomsten gaan hebben voor de ambities en doelstellingen.
Stel voor de monitoring en evaluatie een meetplan, analyseplan en procesplan op. Dit maakt helder wat je gaat meten, hoe en wanneer; wat dit oplevert; en wanneer je hierover gaat communiceren richting collega’s, bestuurders en inwoners.
Stap 3 – Benut wat er al is
Goed om te weten is dat er al veel deelmobiliteitsdata beschikbaar is. Bovendien werken verschillende steden aan gestandaardiseerde afspraken met deelautoaanbieders. En andere bronnen zoals het landelijk reizigersonderzoek (LRO), de landelijke standaard van I&O en gemeentepanels vormen een bron van informatie. Dit neemt niet weg dat goede afspraken met aanbieders van deelmobiliteit van belang blijven om lokaal inzicht te krijgen in gebruik en effect van deelmobiliteit.